dinsdag 8 november 2011

Het romantische leven in en om Prinsenbeek

Mijn huisje is niet groot, maar het is goed voor mij en mijn kat met z'n tweetjes. Iedereen die hier voor het eerst binnenkomt vind het gezellig en kleurrijk. Mijn woonkamer is bijna als een serre vanwege de grote openslaande tuindeuren aan de straatkant. Ik heb ook nog een voortuin, dus de straat hindert niet en het is niet gewoon een straat. Ik woon aan een hofje, dus de overburen wonen bijna 100 meter van me af en tussen ons in ligt een groot gasveld waarop speeltoestellen staan en het is omringd door bomen.
Rond half twee draait de zon bij me naar binnen, dus op een nevelige herfstdag als vandaag komt er een gouden gloed over de dingen.
Ik zit hier rustig in mijn stoel. De radio speelt een pianoconcert en poes ligt op de bank te slapen. Zover ik weet ben ik de enige in de flat die thuis is, dus het heerlijk stil om me heen. Ik ben een beetje slaperig van de lunch.

Vandaag is een heerlijke dag om de tijd even stil te zetten. Ik zou nu graag ergens in een bos lopen dwalen. Niet ver hiervandaan weet ik veel plekjes die gemaakt lijken voor de herfst en omdat de herfst nu eenmaal het jaargetijde is wat voor mij het meest sprookjesachtig is, ga ik op dagen als vandaag heel graag naar die plekken.

Soms gebeuren er op dit soort dagen heel bijzondere dingen op dat soort plekken.
Twee jaar geleden was ik bijvoorbeeld een beetje rond aan het zwerven, ergens in het buitengebied van Breda, toen ik opeens bijna over een kabouter struikelde.

"Eej, nondedju. Kikte gij es uit waar ge lôpt", brulde het schepseltje in een taal die heel veel weg heeft van plat Brabants. Ik keek naar beneden en ik schrok. Wat een sjachrijnig smoelwerk, zeg!
Dat zei ik ook tegen hem en hij knikte: "Kwittet".
Daarop nodigde hij me uit om naast hem op een boomstronk te gaan zitten.
"K zallet 'oe vertelle, hoe dagget komt da'k zonne rotkop 'eb".
Hij bood me een homp kaboutercake aan en begon te vertellen.

Ik zal niet woordelijk herhalen wat hij allemaal vertelde, dat verstaat immers geen mens, alleen kabouters en Brabanders. Het kwam er op neer dat hij al meer dan een eeuw aan heeft moeten horen wat de mensen zoal over kabouters beweren en dat trok hij zich heel erg aan. Hij kwam met een eindeloze opsomming van dingen die ik soms wel en vaak niet te horen heb gekregen over kabouters en alles wat hij noemde werd door hemzelf weerlegd.
Ik was met stomheid geslagen over zoveel zelfkennis en de immense eigendunk van het miezerige kereltje.
En hij ging maar door en door en door. Op zeker moment kon ik er niet meer tegen en ik onderbrak hem met de vraag wie al die nare dingen over kabouters dan wel niet liepen te beweren. Hij keek me twee minuten zwijgend aan, bod me nog een stuk kaboutercake aan en hij begon de hele lijst opnieuw af te draaien, maar nu met vermelding van de bron erbij.

Ik heb het gelaten over me heen laten komen. Hij onderbrak zijn geratel slechts één keer en dat was om zijn denneappellantaarn aan te steken, want het werd donker.
Toen hij eindelijk was uitgekletst keek hij me grimmig aan. Zijn smoel zag er bij het lantaarnlicht uit als een verminkte aardappel met twee glimmende knopen erin.

"Wa vinde gij d'rvan?", vroeg hij dreigend.
"Waarvan?"
"Van K'bouters; Van mijn!" riep hij dreigend.
"Je kletst te veel en je stinkt. Ik ben er misselijk van!"
Het ontschoot me, ik dacht er niet bij na maar het was het eerste wat in me opkwam. En het was waar. Die vieze kabouter stonk als de pest. Bah!

"Nonde-nonde-nonde-dedjuu!", riep de kabouter en ik bedacht me dat ik misschien ook nog kon zeggen hoe lelijk hij was en dat hij een afschuwelijk taalgebruik had, maar dat hoefde eigenlijk niet eens.
Hij keek me met hele grote ogen aan. Ze glansden als natte poep bij het licht van de denneappellantaarn.
"De he'k no'nooit gehôôrd", zei hij mat. "Heb je dat echt nog nooit gehoord?", vroeg ik. Hij schudde zijn lelijke aardappelkop. Ik bezwoer hem dat het echt zo was en ik vertelde er meteen bij hoe ik lelijk hij was en hoe afschuwelijk zijn taalgebruik. Ik dacht er nog even over om iets te zeggen over slechte adem, maar die kon ik niet ruiken, zijn lijfgeur overstemde namelijk alle andere geuren, ook mijn eigen luchtjes.

De kabouter schraapte zijn keel en sprak, dit keer in beschaafd Nederlands en met een stemgeluid waarmee hij moeiteloos het 8 uurjournaal zou kunnen presenteren:

"Welnu, dan lijkt het mij het beste dat ik zo spoedig mogelijk vertrek richting Pakistan. Hopelijk tref ik daar lieden die me een opleiding bij de al Quaida beweging aan bieden. Het lijkt me heerlijk om met een gordel van dynamiet om mijn middel ergens in het openbaar een laatste krachtige daad te verrichten".

"O, als zelfmoordterrorist?", vroeg ik.

"Nee", zei hij. "Als stinkbom!"

zondag 6 november 2011

Is het alweer een maand?

Op 4 oktober heeft de dokter mijn lijf aangepast aan wat ik werkelijk ben. Dat is alweer een maand geleden.
Er is in die maand een heleboel gebeurd in de wereld, maar ik deed niet mee want ik was aan het herstellen van een zware operatie.
Ik weet niet hoe zwaar de operatie was, want ik sliep terwijl de dokter bezig was. Ik weet wel dat het daarna geen feest was, zeker de eerste twee weken niet. Het gaat nu beter, maar ik ben nog steeds niet in mijn oude vorm en degenen die het weten kunnen, zeggen dat het nog wel een jaar kan duren eer ik er weer helemaal bovenop ben.

Nee, niet blij mee. Misschien valt deze periode me vooral tegen omdat ik er geen rekening mee heb gehouden. Ik had me er op ingesteld dat ik een poosje kalm aan zou moeten doen en daarna met frisse moed verder bouwen aan een nieuw leven. Ik had helemaal niet bedacht dat ik zo vreselijk onderuit zou gaan door de operatie en al helemaal niet dat ik geestelijk ook even bijna geen grip meer op mezelf zou hebben.

Iemand heeft een hele tijd gelede al tegen me gezegd dat in de nasleep van deze operatie dingen met me zouden gaan gebeuren waar ik van te voren geen benul van had. Het herstel was er dus één. Het is heel gek om nu vast te stellen dat ik graag mijn leven op wil pakken, maar dat ik helemaal niet weet of ik daar al sterk genoeg voor ben. Ik bedacht me vanmorgen dat ik in de afgelopen maand min of meer vervreemd ben van mijn eigen plekje in de wereld.

De komende week lijkt het me dus een goed plan om mijn huisje een grote beurt te geven. Ik weet iet of ik het voor elkaar krijg, want ik ben immers nog steeds herstellende, maar wat zal het fijn zijn als ik me mijn hutje opnieuw eigen heb gemaakt. Daarnaast moet ik ook weer een ritme vinden, want nu doe ik allerlei dingen wel min of meer op vaste tijden, maar niet uit overtuiging, zal ik maar zeggen.

Veel meer zit er nog niet in. Ik moet mezelf niet te veel opleggen anders sla ik dicht, merk ik.
Als ik eind deze week weer bij  ben met mijn huishoudentje, zit er misschien een fijne beloning aan vast.
Mijn zus komt namelijk mantelzorgen op zondag. Als er dan voor haar niks te doen valt in mijn huisje....

Gaan we heerlijk buitenspelen. Een wandeling in het bos zou fantastisch zijn !!!