Vandaag is het tien hele jaren geleden dat de man die zichzelf niet beschouwde als mijn werkgever, een sprong nam vanaf het dak van het Amsterdam Hilton. Ik vond hem ook niet echt een werkgever. Niet in de traditionele zin van het woord. Nee, laat maar. Herman was geen baas, al was hij veel (middelmatige) mensen dè baas.
Ik mocht vier jaar lang iets betekenen voor één van zijn levensbehoeften. Het noodlot, of het toeval, wilde dat ik redelijk wijs kon uit een professioneel geluidsmengpaneel en dat ik ook begreep hoe je daar heel veel luidsprekers op aan kon sluiten. Bovendien was er een zekere match tussen zijn en mijn karakter, noem het een 'klik'. Combineer dat met zijn en mijn weerzin tegen een burgerlijk bestaan en dan is het verder een kwestie van dom geluk om vroeger of later bij elkaar terecht te komen.
We zijn ook weer uit elkaar gegaan. Dat had vooral te maken met verschillende ambities. No hard feelings.
Ik was er wel bij op die bizarre dag in Paradiso waarop heel veel mensen afscheid van hem namen. Van het fenomeen, de persoon, de mens, de kunstenaar, de levenszoeker - kortom, van Herman Brood.
ik stond er niet echt bij stil. Mijn leven staat me op dit moment nauwelijks toe om stil te staan. Kon het maar. Even een poosje rust. Geen gedoe aan het hoofd. De weg die ik zo monter probeer te gaan, is een beetje aan het verlopen tot moeizaam gestrompel.
Herman heeft, zonder het te weten en op zijn manier, wel enigszins de weg gewezen: "Je moet je leven leiden op een manier waar je zelf in gelooft".
Ik doe dat, heel erg zelfs, maar het is wel een heel karwei. Soms overvalt het me, zo heftig!
Gisteren nog. Ik ben mijn overtollige spullen aan het opruimen. Zo heb ik nog een doos waar van alles in beland is. Noem het een bloemlezing aan foto's, briefjes, documenten en andere papiertroep die tot wel veertig jaar teruggaat. Een mensenleven in vogelvlucht.
Die doos had ik gisteren in mijn handen. Die doos zat heel erg vol 'moeilijk'. Er zaten liefdesnootjes in van mensen waar ik nooit van hield. Ik speelde Vadertje en Moedertje met ze in de hoop dat ik dan zelf zou geloven dat een leven als man ooit nog zou lukken. En dat is niet gebeurd, want al helpt heel de wereld om een leugen in stand te houden, het blijft een leugen. Alle foto's die de illusie van een prettig leven wilden vertellen, tonen een mannetje met wanhoop achterin zijn ogen. Daar zat iemand gevangen die geen andere uitweg wist dan proberen te geloven dat het allemaal klopte. Als je met zijn allen in iets gelooft, wordt het vanzelf waar.
Misschien is dat waar, maar we geloofden niet met zijn allen. Ik kon het niet, ik wist immers diep van binnen dat ik niet degene was die iedereen meende te zien.
Mij leven was niet echt. ik deed alsof ik mijn eigen broer was, maar dat is onmogelijk. Pas nu ik dat niet meer probeer, niet meer hoef te proberen, merk ik hoe moeilijk het al die tijd geweest is. Pas nu, nu het anders is, zie ik het leed wat ik al die jaren mee heb getorst.
Het meest verdriet deden de tekeningetjes en andere kunstwerkjes: "Voor Papa". Ik zeg daar niks over, dat gaat te diep.
Ach, ik heb een hele boeiende, levendige toekomst achter me. Het spijt me niet dat ik mee heb mogen maken wat ik mee heb gemaakt.
Vanaf nu is het anders. Heel veel dingen moet ik opnieuw uitvinden, proberen te baseren op een verleden wat er domweg niet is.
Of ben ik eigenlijk een kat, want als ik voorzichtig terugtel, heb ik al meer dan één leven achter de rug.
Op naar de volgende dan maar.
Ik zit nog lang niet aan nummer negen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten