maandag 19 maart 2012

Assepoesteroosje

Toen ik klein was, wist ik heel goed hoe ik er eigenlijk uit wilde zien: Soepel en slank, tenger zelfs, lang, zacht golvend donker haar, een fijn gezicht maar niet te popperig. Een mooie vrouw, geen 'lekker wijf'...

Ik heb het plaatje nog steeds voor ogen en ik ben het nooit geweest. Niet eens bij benadering.
Ik weet niet of ik het ooit zal worden.
Mijn lijf is opgegroeid als jongetje en het was zodoende sociaal en fysiek nou eenmaal het makkelijkste om me dan ook maar op te laten voeden als jongen.

Dat het mentaal en psychisch niet makkelijk was, ontdek ik nu pas echt. Mijn spiegelbeeld staat me nu niet meer elke ochtend in de badkamer uit te schelden en daarmee is heel veel verkrampte spanning van me afgevallen. Het is tegenwoordig best leuk om Ik te zijn, merk ik.

Wat ik nu in de spiegel zie windt me niet op en ik ben er ook niet vies van. Ik word er blij van.
Maar ik ben nog niet 'af'.
Er zijn best wel een aantal dingen die de dokter best zou kunnen en mogen aanpassen en er zijn ook dingen die geen enkele dokter kan verbeteren, maar die zijn gelukkig geen van allen zo ondraaglijk als dat wat de dokter in de afgelopen tijd al gedaan heeft.

Maar het belangrijkste wat ik nu nog moet doen, is mezelf opnieuw opvoeden.
Eigenlijk moet ik mezelf betoveren. Dat tengere meisje met dat donkere haar heeft eigenlijk altijd wel bestaan. Het gevoel dat ik er zo uit had moeten zien is nooit weggeweest, zelfs toen ik dat beeld niet meer voor ogen had, was het gevoel er nog wel. Het gevoel is nooit weggeweest.
Maar het is ook niet gegroeid.

De jongen die ik voor moest stellen werd een man die allemaal mannendingen deed.
Het 'meisje in mij' is altijd een meisje gebleven. Ze blijkt nu rimpels te hebben en haar haren zijn al behoorlijk grijs, maar sprookjes bestaan niet. Dus ook al heeft ze bijna net zo lang geslapen als Doornroosje, uiterlijk is ze niet stil blijven staan.

Maar Doornroosje heeft veel gemist. Ik heb nooit met mijn mamma aan de keukentafel gezeten om te praten over 'groot worden'. Ik heb geen 'dinnetjes gehad die me hebben geleerd hoe je moet katten en roddelen. Ik had alleen maar kameraden en die scholden me weleens uit voor 'mietje' en 'homo' als ik spontaan en instinctief aan het katten was of aan het roddelen.

Ik ben altijd druk bezig geweest met doen-of-ik-een-man-ben. Ik ben daar ook altijd heel intensief bij geholpen. Het doen-of-ik-een-man-ben zit nu zo diep ingebakken, dat het een hele klus is om het af te leren. Het ziet er zelfs zo overtuigend uit, dat veel mensen me -voor het gemak-  als man blijven behandelen. Daar word ik dus weleens niet goed van.

Maar aan de andere kant zijn die mensen juist weer degenen aan wie ik af kan meten of ik die rotgewoonte al af aan het leren ben.
Het is niet alleen een kwestie van afleren, ik moet nieuwe dingen aanleren in plaats van die oude routines.
Eigenlijk zijn dat twee dingen tegelijk en die liggen steeds met elkaar overhoop want het één zit die ingebakken en het ander is wat mijn instinct me zegt...
Nature versus Nurture.

Natuurlijk raak ik steeds de kluts kwijt want het voelt allebei heel erg vertrouwd. De gewoonten van hem en de aard van haar.

Het is alsof ik Assepoes haar koets zelf laat bouwen.

"Zozo, Assepoes. Mooie koets heb je daar! Nu voel je je zeker een echte prinses?"

"Hoezo prinses? Met zoveel eelt op mijn klauwen ... Dûh!
Zeg maar Timmerman"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten