Het is nu drie weken na de operatie. Mijn lijf begint te wennen aan het nieuwe, of ik begin te wennen aan het nieuwe aan mijn lijf, dat kan ook.
Ik begin nu eindelijk ook te berusten in het idee dat dit tijd nodig heeft. Niet alleen het lijf om te helen en aan te sterken, maar ook de geest om de overstap te maken.
eigenlijk was ik daar allang mee bezig. Vooral met afscheid nemen, maar dat deed ik vaak op de manier van afsluiten en de deur barricaderen zodat wat ik achterliet me niet meer zou inhalen.
Nu ben ik die barricades aan het afbouwen. Ik wil niet meer haten wat ik niet hoef te haten. Ik wil niet meer bang zijn voor de angsten die er niet meer toe doen.
Alles wat naar mijn idee bij man-zijn hoorde en wat ik niet begreep, kan ik nu aanzien zonder e betrokken te voelen. Ik kan nu zeggen dat ik het niet begrijp. Ik begrijp niet wat een man is. Ik hoef het ook niet te begrijpen, want ik hoef het niet te zijn.
Ik ben er nog niet aan toe om echt te begrijpen wat een vrouw is want mijn gewoonte was om dat buiten te sluiten, niet eigen te maken, dus ik weet niet hoe diep het in me zit. Ik heb het nooit gemeten.
kan ik het meten? Moet ik het meten?
Zal ik het meten of volstaat het te berusten in wat ik nu -eindelijk- ben?
Hoe moeilijk is zo'n berusting? Dat is nieuw voor me. Ik heb een mensenleven lijdzaam ondergaan. Dat is zo anders dan berusting, dat is verlamming.
Ik probeer plannen te maken voor binnenkort, als ik weer helemaal op de been ben, maar het lukt niet zo goed. Ik denk aan bijna alles wat een volwassen vrouw zou kunnen beleven, zou mogen beleven, maar al die gedachten zijn leeg. Er ontbreekt nog iets en ik weet niet wat er ontbreekt. Is dat niet wonderlijk?
Ik heb alleen maar een verleden en een nu. De toekomst ligt voor me klaar, maar die zit nog keurig ingepakt. Ik zal me moeten laten verrassen.
dus ik zet de deuren van mijn geheugen open en ik kijk toe hoe er van alles en nog wat voorbij komt fladderen. Ik betrap mezelf op de ongerijmdheden van vroeger terwijl andere dingen die nooit belangrijk waren opeens heel logisch en belangrijk worden.
Soms huil ik, zomaar om blijkbaar niks. Omdat ik moe ben van alles wat ik zolang heb hoog gehouden?
Het is geen opluchting en ook geen verdriet. Het zijn tranen zonder woorden. Er valt niks te zeggen, maar het moet er toch uit.
Toch hoop ik van harte dat ik woorden zal vinden, want er is me gevraagd en ik heb beloofd om mijn verhaal op te schrijven. Het zal geen verhaal zijn van verdriet en wanhoop, maar van verwondering en volharding. De lust om te leven die het wint van de angst voor het leven.
Maar hoe zal ik beginnen?
"Ik was een dapper jongetje, maar de wereld was te groot voor mij.."
of:
"Ik was een verlegen meisje, zó verlegen dat niemand mij kon zien..."
Of .... Kweenie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten