Ergens in de ruimte, niet zo ver van onze zon, zweeft een stofwolk. de planeet waarop wij leven zweeft daar iedere keer doorheen. Hoe meer ik erover nadenk, hoe moeilijker ik het vind om precies te vertellen hoe dat zit, want als bewoner van de aarde denk ik in termen van een jaar om rond de zon te gaan, de maand augustus waarin we heel veel vallende sterren kunnen zien.
En natuurlijk vind ik het prikkelend om te zien wat er gebeurt wanneer de aarde die stofwolk raakt.
Een heleboel lichtsporen in de lucht.
Ook al heb ik met mezelf afgesproken dat ik niet bijgelovig ben, ik doe toch steeds stiekem een wens. Bij elke vonk in de lucht benoem ik in stilte een verlangen wat ik bij me draag. Ik probeer niet te makkelijk te wensen dat ik over een jaar of wat rijk en beroemd ben; een gekend schrijfster en student, of zelfs wetenschapper, waar mensen over praten.
ook wil ik niet zeggen dat ik graag wil dat mijn kinderen nog mooier, wijzer en gelukkiger worden dan ze nu al mogen zijn. Daar achteraan probeer ik niet al te nadrukkelijk te denken aan lieve kleinkinderen waar ik gezellig op mag passen, natuurlijk in het mooie huis met veel licht en ruimte en een heleboel natuur met eindeloze wandelpaden er omheen.
Terwijl ik mijn wensen omzet in gedachten, ga ik zitten in het gras. Voor even ben ik helemaal alleen op de wereld, is er niets tussen mij en dat onbevattelijke ding wat iemand ooit voor het gemak 'heelal' is gaan noemen. Ik probeer te begrijpen hoe groot alles is: De aarde is veertig duizend kilometer in omtrek.
Hoe groot is dat precies? Kan ik voor me zien hoe groot een steen van 40.000 kilometer is?
Nee, het gaat mijn verbeelding te boven. Mijn fantasie tekent een plaatje van een bol met een glimmend laagje lucht eromheen en dat laagje noem ik 'atmosfeer', net als iedereen.
Of kan ik het beter biosfeer noemen, want in dat glimmend laagje is mijn leven mogelijk.
In de hemel streept een steen voorbij en deze neemt mijn gedachten mee. Geleerden zoeken naar sporen van leven op zulk soort stenen. Ik denk aan 'schimmels' en 'bacteriën'. IJle levensvormen die te simpel zijn om zich iets van tijd en omstandigheden aan te trekken. Meneer Darwin was de eerste die bedacht dat elke levensvorm binnen de biosfeer ontstaan is uit een vorige levensvorm. Met de nodige fantasie kan een mens bedenken dat ergens ooit een bacterie of een schimmel is begonnen rare afwijkingen te vertonen, tot uiteindelijk een afwijking ontstond die aan alles een naam kan geven, ook aan zichzelf. De Mens.
Intussen vergeet die mens spontaan waar hij vandaan komt. Het heeft allerlei dingen bedacht en ontdekt. Dat is niet erg, maar De Mens is heel druk doende om heel veel ideeën en ontdekkingen te bewerken tot tastbare dingen. Wielen en stoelen, maar ook auto's en vliegtuigen. De Mens doet hele gekke dingen met de bouwstenen van het leven. Genetische manipulatie, dierproeven, nano technologie. Allemaal om 'de soort' te verbeteren, om de heilige graal van de onsterfelijkheid na te jagen.
Tegelijkertijd is diezelfde mens druk doende om heel veel levensvormen die door Darwin bedacht zijn, het leven onmogelijk te maken. Elk voedsel wat de mens niet lekker vindt wordt door hem vertrapt. Elk dier wat de mens eng vind, moet worden uitgeroeid. Bacteriën die misschien nuttig zijn worden gesteriliseerd. Insecten zijn vervelend genoeg om te worden bestreden en, als klap op de vuurpijl, voert te mens al zolang ik geschiedenisboeken kan lezen, oorlog tegen zichzelf.
Ik zie de brandende stofstrepen boven mijn hoofd en ik weet dat er ergens op de wereld mensen bezig zijn te bedenken hoe we kunnen voorkomen dat onze planeet, met zijn glimmende atmosfeer en zijn toevallige biosfeer, wordt verpletterd door een steen die op ons af komt.
Ik probeer me niet te realiseren dat voor zo'n machine misschien alles nodig is wat we hebben aan ijzer, hout en olie. Misschien is de planeet zelf niet eens sterk genoeg om de planeet te redden.
In gedachten zie ik hoe Isaak Newton en Archimedes aan Jezus Christus uitleggen waarom het onmogelijk is om op water te lopen. Jezus antwoordt niet. Hij begint gewoon te lachen.
Darwin komt erbij en hij probeert zich verstaanbaar te maken boven het bulderende gelach van Jezus uit. Daarop komt Descartes toegesneld en hij probeert met sterrenstof in de lucht te tekenen waarom lichaam en geest los van elkaar moeten worden gezien en hoe dit kan verklaren waarom Jezus overal kan lopen waar hij wil. Ze beginnen door elkaar te praten. Newton wijst omlaag, Archimedes gebaart omhoog. Darwin kijkt achter zich en Descartes beweegt naar voren. Al die tijd blijft Jezus lachen. Hij kijkt mijn kant op, wenkt mij en zegt zachtjes, zodat de anderen het niet horen.
"De mens is niks anders dan een ingewikkelde manier waarop een organisme zichzelf uit zal roeien"
Toen ik vanmorgen wakker werd, wist ik in elk geval zeker dat ik de vallende sterren niet heb gedroomd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten