Misschien kunnen we morgen eindelijk beginnen, maar dat hangt van Bonk af.
Bonk is op reis geweest en hij was heel erg ziek toen hij terugkwam. Volgens de dokter niets ernstigs, maar dat geloof ik niet. Bonk ziet er uit of hij elk moment dood kan gaan. Het stralende blauw van zijn ogen is grauw en flets, de krul van zijn glimlach is een grimmige rechte streep en het gekreun van Bonk is niet om aan te horen.
Volgens Reggele stelt Bonk zich aan, maar Reggele is gewoon jaloers. Hij zou liever zelf doodziek zijn, maar dat is hij niet, dus nu moet hij werken als een paard. Dat komt er van als je een belofte niet nakomt. Loze beloftes halen je altijd in, daar kan mijn vader over meepraten, want als hij gedaan had wat hij mijn moeders moeder had beloofd, zou ik nooit geboren zijn. Gelukkig kan mijn vader erom lachen, want ik ben het liefste kind wat er bestaat, volgens hem.
Bonk vindt mij ook erg lief. Hij is voor mij op reis gegaan, helemaal naar Kammagaam aan de andere kant van de bergen. De reden van de reis is geheim, maar ik weet, zoals alleen vrouwen kunnen weten, dat Bonk met mij wil trouwen. Hij was in Kammagaam voor het geschenk wat hij mijn ouders moet geven als hij mijn hand vraagt, dat kan niet anders. Wat koopt een man anders voor vijf prachtig gelooide huiden en twee balen fijngesponnen wol?
Reggele wil ook met mij trouwen, maar Reggele is dom en slecht. Hij zal nooit voor een vrouw kunnen zorgen, zegt mijn Oma. Ik heb Oma al uitgelegd dat niemand voor mij hoeft te zorgen. Ik ben immers groot en sterk en ik heb dingen geleerd. Oma vindt dat ook slecht want een goede vrouw moet geen dingen leren, vindt ze. Zo ging het vroeger, nu is alles anders. In Mech is zelfs een vrouw die de hand van haar man heeft gekocht en iedereen vond dat goed.
Maar ik laat Bonk mijn hand kopen want hij is mooi en groot en knap. Als hij maar niet dood gaat en als hij maar snel beter wordt, want dan kunnen we eindelijk beginnen. Iedereen wacht op hem.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten