Stel je voor...
Een huis , noem het mijn huis. Ik weet niet of je het mooi kon noemen of lelijk. Het was er gewoon. Ik weet niet of het een comfortabel huis was, of een goed huis. Echt thuis heb ik me er nooit gevoeld. Ik was er aan gewend en ik had geen ander huis, dus waarom zou het ergens mee moeten vergelijken?
In de loop van de jaren voelde ik me er steeds minder prettig in, uiteindelijk werd ik ongelukkig en ziek.
Ik kon blijkbaar niet veel anders doen dan besluiten het huis af te breken en alle stukjes ervan opnieuw te gebruiken. Van die stukjes kon ik dan een heel ander huis bouwen waarin ik me wel prettig zou voelen.
Ik durfde er niet aan te beginnen, want de kansen dat het zou mislukken leken zoveel groter dan de kans dat het goed af zou lopen.
Uiteindelijk besliste het noodlot. Tijdens een vreselijke storm raakte het dak lek en alles in het huis overstroomde. Vanaf dat moment leek er voor mij niets anders meer te bestaan dan mijn toekomstige nieuwe huis.
Ik ging aan het werk. Met angst in mijn hart brak ik het oude huis af en ik begon te bouwen aan het nieuwe. Daarbij hield ik een tijdlang in gedachten dat het nog mogelijk was om de nieuwbouw weer af te breken en het oude huis te herbouwen. Ik was nog steeds niet zeker of het nieuwe huis werkelijk beter zou worden dan het oude.
Toen het huis zoveel vorm begon te krijgen dat andere mensen en ik zelf gingen geloven dat ik echt in mijn nieuwe huis zou kunnen wonen, kwam ik een nieuw probleem tegen.
Naast mijn oude huis stond een boom. Een mooie, stevige boom met een brede kruin. Ooit had aan één van de takken mijn schommel gehangen. Ik was vroeger zo vaak in en uit deze boom geklommen, dat ik op een gegeven moment met mijn ogen dicht precies kon zeggen waar ik me in de boom bevond. De boom gaf 's zomers heel veel schaduw. Hoeveel zonne uren had ik niet onder de boom gezeten of gelegen. Ik had daar leren kruipen, voor het eerst een lief gezoend, gehuild om een dood huisdier, om een gebroken hart en om allerlei ander verdriet. Boven in de boom was een hut die ik samen met vrienden had gebouwd. Het was ons clubhuis, schuilplek, hemel op aarde en roversnest. Naar mijn gevoel de enige plek in of om mijn oude huis waar ik me echt gekend en gewaardeerd had gevoeld. De plek waar ik me altijd veilig wist als mijn huis me weer eens vervulde met onbehagen.
En nu stond deze boom in de weg.....
Het nieuwe huis kreeg een vorm die de plek waar de boom stond zou overlappen. Ik wist niet meer wat te doen, want de boom met alles wat ik daarin aantrof aan tastbare dingen maar ook aan herinneringen, was me teveel waard om zomaar te rooien en als kaphout uit mijn leven te laten verdwijnen. Zou ik hem kunnen verplanten? Kenners zeiden dat hij dan voor een deel of misschien wel helemaal zou sterven.Kon ik de vorm en daarmee de aard van mijn nieuwe huis aanpassen, zodat de boom behouden kon blijven, maar dan zou de boom een gevaar zijn voor mijn nieuwe huis. Ik bedacht met schrik wat er met het huis zou gebeuren als een tak van de boom af breekt, laat staan als de hele boom om zou waaien.
Het probleem met de boom maakte me onrustig en verdrietig. Het nieuwe huis leek opeens niet meer zo goed en vanzelfsprekend. Ik kon maar niet beslissen, overwoog zelfs een moment om dan maar in de boomhut te gaan wonen, maar toen ik die na zoveel jaren weer eens binnenging, ontdekte ik dat de hut vroeger heel mooi had geleken doordat het oude huis zo lelijk een onaangenaam was. Naast het nieuwe huis was de boomhut niet meer dan een primitief hok.
Hoe meer ik nadacht over wat de boom me waard was, zoveel meer werd ik me ervan bewust dat de boom in feite niet meer was dan een symbool van de herinneringen die eraan verbonden waren. De schaduw van de boom was geen fijne plek meer omdat allerlei kriebelend ongedierte er nu hun onderkomen had. De touwen van de schommel waren al heel lang geleden doorgesleten en de schommel zelf was spoorloos verdwenen. De schoonheid van de boomhut lag in de gebeurtenissen die ik daar had beleefd en echt niet in het bouwsel zelf.
Het was duidelijk: De boom was niet meer een boel herinneringen, niets meer waard dan een schoenendoos vol vergeelde foto's die ergens op een zolder staat te wachten tot iemand hem eens opendoet.
Het kappen van de boom heeft me onverwacht nog flink door de ziel gesneden. Toen de boom omviel drong pas tot me door dat er naast al die herinneringen nog iets anders tussen de takken verscholen had gezeten.
Ik was de hoop vergeten. Zolang de boom er nog stond, had ik geloofd dat op een dag mijn stille dromen uit zouden komen. Het waren niet de dromen, maar het fijne, warme gevoel wat 'hoop' heet waar ik zo moeilijk los van kom komen.
De boom is weg. De stukken van de boomhut komen mooi van pas om een gezellige veranda van te maken. In één van de balken daarvan, komen de haken waar mijn oude schommel aan heeft gehangen. Daar hang ik een witgeschilderde bank aan met witte kussens waar rose rozen op staan.
De boom is in mootjes gehakt als haardhout. Het lijkt me heerlijk om in de warmte daarvan nog één keer op te gaan in versleten herinneringen. De hoop heb ik laten vervliegen. Waarom zou ik immers blijven hopen op dromen die ik allang niet meer droom?
Mijn nieuwe huis heeft me geleerd dat het zoveel mooier is om te hopen op wensen van de ziel dan op dromen die misschien niet eens de mijne zijn.
En de kamer die gebouwd gaat worden op de plek waar de boom heeft gestaan..... ?
Misschien wordt dat wel een kinderkamer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten