Vanmorgen toen ik wakker werd, was ik met Jacobus.
Hij bestaat niet echt, in elk geval de Jacobus waar ik mee was bestaat niet echt.
Ik heb hem namelijk zelf bedacht. Hij bestaat al behoorlijk lang in mijn fantasie.
Toch al wel acht jaar, denk ik.
Het probleem met hem is, dat hij zo weinig substantie heeft.
Ik denk dat ik hem niet zo aardig vind.
Waarom zou je niet iemand kunnen bedenken waarmee je eigenlijk geen band hebt, toch?
Jacobus is getrouwd met T. Zij is de hoofdpersoon uit een verhaal. Door mij verzonnen natuurlijk.
Het klad van dat verhaal heb ik al acht jaar, misschien al langer geleden, opgeschreven.
Zomaar in één keer. Binnen twee weken een heel boekwerk. Maar, ik zei al: In klad.
T. Zie ik heel duidelijk voor me. Ik weet niet of ik haar zou willen zijn, of gewoon als vriendin willen hebben,
maar háár begrijp ik.
Haar man begrijp ik eigenlijk helemaal niet.
Dat is heel vreemd, want ik ben destijds dat verhaal gaan schrijven om een man als Jacobus beter te begrijpen.
Hij is geen nare man, hoor. Niet boosaardig of gemeen, bedoel ik. Hij heeft misschien wel nare trekjes.
Dat weet ik dus niet. Daar ken ik hem niet goed genoeg voor. Daarom was hij vanmorgen bij mij.
Ik moet hem beter leren kennen, niet voor mezelf, maar voor T.
Haar verhaal kan pas gaan leven als de mensen om haar heen net zo echt lijken als haar.
Dus ik had Jacobus vanmorgen bij me. Het contact verliep stroef.
Zou hij liever niet bij een andere vrouw dan T. op de rand van haar bed zitten?
Of kost het mij gewoon te veel moeite om hem aardig te vinden?
Kan ik daarom geen vlot gesprek met Jacobus voeren?
Schrijven is best moeilijk, hoor.
Je kunt niet zomaar je fantasie laten gaan, je moet ook goed weten wat je vertelt, heb ik gemerkt.
Dus Jacobus moet substantie hebben. Het moet zijn alsof ik over iemand praat die jij misschien echt kent.
De lezer hoeft niet te merken dat hij mij niet heel erg aardig lijkt, dat ikzelf hem misschien niet eens wil kennen.
Uiteindelijk gaat het om het verhaal, niet om mij. Het is het verhaal van T.
Jacobus is de man van T. Ik gun haar een man die bij haar past.
Die man hoeft niet bij mij te passen, ik ben immer T. niet.
Misschien ben ik om dat laatste wel heel blij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten